ECLI:NL:CRVB:2017:3109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
17/1843 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak voorzieningenrechter

Op 12 september 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/1843 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, gedateerd 23 januari 2017, met nummer 16/6819. De appellant, die in deze procedure hoger beroep heeft ingesteld, had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak beslist op dit verzoek, maar volgens artikel 104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet mogelijk om tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter zoals bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb hoger beroep in te stellen. Hierdoor is de Centrale Raad van Beroep kennelijk onbevoegd om het hoger beroep van de appellant te behandelen. De Raad heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan. De beslissing is ondertekend door W.F. Claessens, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 september 2017
17/1843 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2017, 16/6819 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rheden

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak is met toepassing van artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening van appellant.
In artikel 104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van
D.W.M Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
12 september 2017.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

HD