In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als buschauffeur werkte, had zich ziek gemeld vanwege slaapaanvallen en andere gezondheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant per 6 juni 2014 geen recht had op een ZW-uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor verschillende functies, waaronder die van productiemedewerker tubes. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij het medisch onderzoek als zorgvuldig werd beoordeeld.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij door zijn lichamelijke klachten niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. Hij voerde aan dat de vermoedelijke diagnose narcolepsie een gevaar opleverde voor zowel hemzelf als zijn omgeving. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak en stelde dat de appellant ondanks zijn slaapaanvallen in staat was om de functie van productiemedewerker tubes te vervullen, omdat deze functie geen verhoogd persoonlijk risico met zich meebracht.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van de appellant. De Raad bevestigde dat de appellant in staat was om de maatgevende arbeid te verrichten, en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.