ECLI:NL:CRVB:2017:3088
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering met betrekking tot verzwegen inkomsten en boeteoplegging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die aanvullende bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had inkomsten via een uitzendbureau verzwegen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had appellant verzocht om loonstroken, maar appellant heeft hier niet tijdig op gereageerd. Hierdoor heeft het college het recht op bijstand herzien en een boete opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de besluiten van het college ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in gebreke is gebleven en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering en boete af te zien. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij tijdig de juiste loonstroken heeft ingeleverd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad heeft de boete vastgesteld op € 307,53, wat in lijn is met de geldende wetgeving en het lex mitior beginsel.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet tijdig overleggen van relevante informatie. De Raad heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken en de kosten van appellant vergoed.