ECLI:NL:CRVB:2017:3049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Lagere vaststelling en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor na niet-naleving van verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellante, die niet heeft voldaan aan de verplichtingen tot verantwoording van het pgb. Het Zorgkantoor had in 2013 een pgb van € 6.537,83 verleend voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 26 november 2012. Echter, na een herbeoordeling in 2014 werd het pgb vastgesteld op € 2.042,80, waarbij het Zorgkantoor het niet verantwoorde bedrag van € 4.495,03 terugvorderde. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat appellante niet had voldaan aan de aan het pgb verbonden verplichtingen, zoals neergelegd in de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). Appellante had de pgb-voorschotten direct na ontvangst overgemaakt naar haar zorgverlener, zonder dat de betalingen correct waren verantwoord. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording van het pgb bij de verzekerde ligt, ook als het beheer aan een derde is uitbesteed. De door appellante aangevoerde omstandigheden, waaronder haar psychische klachten, werden niet als voldoende geacht om de belangenafweging van het Zorgkantoor in twijfel te trekken.
De Centrale Raad bevestigde dat het Zorgkantoor in redelijkheid tot de lagere vaststelling en terugvordering van het pgb kon overgaan, en dat de financiële gevolgen voor appellante niet voldoende waren om deze beslissing te weerleggen. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van verplichtingen bij de toekenning van een pgb en de verantwoordelijkheden van de verzekerde.