Uitspraak
7 oktober 2015, 14/6648 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
,een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend met ingang van 27 februari 2014. De mate van appellants arbeidsongeschiktheid is in dit besluit vastgesteld op 69%. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2014 is bij beslissing op bezwaar van 13 oktober 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in aanvullende rapporten van 13 januari 2015 en
8 mei 2015 een reactie gegeven.
3 maart 2014 heeft psychiater De Waard de volgende diagnose gesteld: alcoholafhankelijkheid, zonder fysiologische afhankelijkheid; nicotineafhankelijkheid; afhankelijkheid van sedativum, hypnoticum of anxiolyticum (waarschijnlijk) met fysiologische afhankelijkheid. Psychiater De Waard acht appellant beperkt binnen het item vasthouden en verdelen van de aandacht. Er is namelijk sprake van regelmatig alcoholgebruik gedurende de dag, waarbij het gebruik van alcohol of andere middelen van negatieve invloed zijn op de cognities en het functioneren. Binnen de rubriek sociaal functioneren wordt appellant beperkt geacht op het item omgaan met conflicten. Psychiater De Waard heeft vastgesteld dat appellant niet aan de criteria van een angststoornis voldoet. Appellant meldt geen angstklachten en bij het psychiatrisch onderzoek worden geen aanwijzingen hiervoor gevonden. Naar aanleiding van de bevindingen van psychiater De Waard heeft de primaire verzekeringsarts beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 september 2014 de FML onderschreven. In een rapport van 13 januari 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ingebrachte informatie van huisarts E.M. van Grondelle meegewogen. Deze verzekeringsarts heeft vastgesteld dat uit de informatie van de huisarts niet blijkt dat appellant op de datum in geding, 27 februari 2014, voldoet aan de criteria voor geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Naar aanleiding van de door appellant ingebrachte expertise van psychiater Witte van 27 maart 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een nader rapport van 8 mei 2015 overwogen dat er ten tijde van het onderzoek door psychiater De Waard, op 11 februari 2014, geen aanwijzingen waren voor een angststoornis en dat ook tijdens de hoorzitting in bezwaar geen angstequivalenten zijn waargenomen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de conclusie van psychiater De Witte dat in feite al vanaf zijn 20e sprake is van een angststoornis NAO, opgemerkt dat appellant hiermee gedurende 36 jaar heeft kunnen functioneren in arbeid. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten.