ECLI:NL:CRVB:2017:3007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende aannemelijkheid van bijstandbehoevende omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, die op 23 oktober 2015 bijstand heeft aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW), haar aanvraag op 24 november 2015 ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Appellante heeft in de periode voorafgaand aan de aanvraag verschillende verklaringen afgelegd over haar financiële situatie, maar deze zijn inconsistent en onvoldoende onderbouwd. Na een tweede aanvraag op 12 januari 2016, die ook werd afgewezen, heeft appellante bezwaar aangetekend. Het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over haar financiële situatie en de middelen waarover zij beschikte. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Appellante heeft wisselende verklaringen afgelegd en onvoldoende bewijs geleverd van haar inkomsten en uitgaven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af, waardoor de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college in stand blijft.