ECLI:NL:CRVB:2017:295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening na intrekking op grond van niet voldoen aan inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 25 juli 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) op een uitkeringsadres, maar zijn bijstand werd per 19 juni 2014 ingetrokken omdat hij niet meer op dat adres stond ingeschreven en niet meewerkte aan een huisbezoek. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij op het uitkeringsadres woonde en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
Appellant diende op 14 augustus 2014 een nieuwe aanvraag in voor bijstand, maar deze werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat zijn woonsituatie was veranderd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat het aan appellant was om te bewijzen dat hij voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De Raad oordeelde dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling waren van zijn eerdere argumenten en dat de rechtbank deze gemotiveerd had weerlegd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.