ECLI:NL:CRVB:2017:2927

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
16/6743 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op kinderbijslag na intrekking WAO-uitkering en overgangsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag van appellant, die in Marokko woont en een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt. De Raad heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2013. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de aan appellant toegekende WAO-uitkering in de periode tussen 31 januari 2011 en 15 maart 2011 is ingetrokken, waardoor niet meer voldaan werd aan de voorwaarden van het overgangsrecht. De Svb had eerder, bij besluit van 26 mei 2015, al meegedeeld dat appellant geen recht had op kinderbijslag, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recht heeft op kinderbijslag en dat hij alle benodigde informatie zal verstrekken. De Raad heeft echter vastgesteld dat de intrekking van de WAO-uitkering op 31 januari 2011 betekent dat appellant niet langer een uitkering ontving zoals bedoeld in de relevante wetgeving. Hierdoor kan het recht op kinderbijslag, dat op basis van overgangsregelingen was verkregen, niet herleven. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

16/6743 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 september 2016, 15/7902 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 25 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, die in Marokko woont en een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, heeft vanaf het vervallen van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) per 1 januari 2000 het recht op kinderbijslag voor zijn kinderen behouden op grond van de overgangsregelingen. Bij besluit van 8 juli 2010 heeft de Svb kinderbijslag geweigerd vanaf het derde kwartaal van 2008, onder meer omdat de gezinssituatie van appellant onduidelijk was. De hierop gevolgde procedure heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van 21 maart 2014. Op 2 juni 2014 heeft appellant opnieuw kinderbijslag aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft de Svb meegedeeld dat appellant vanaf het derde kwartaal van 2013 geen recht heeft op kinderbijslag. Hieraan is ten grondslag gelegd dat de aan appellant toegekende WAO-uitkering in de periode tussen 31 januari 2011 en
15 maart 2011 is ingetrokken en dat hierdoor niet meer is voldaan aan de voorwaarden van het overgangsrecht. Op grond van het overgangsrecht is geen herleving van het recht op kinderbijslag mogelijk na de hervatting van het recht op de WAO-uitkering.
1.3.
Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 10 november 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij recht heeft op kinderbijslag en dat hij alle benodigde informatie zal verstrekken.
4.1.
Er bestaat geen aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen. Op grond van artikel 26 van KB 746 was appellant tot 1 januari 2000 verzekerd voor onder andere de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Daarna was hij, tot 1 januari 2006, doorlopend verzekerd voor de AKW op basis van artikel 27 van KB 746. Per 1 januari 2006 is artikel 27 van KB 746 vervallen en is de rechtspositie van appellant, wat betreft de AKW, geregeld in artikel 7c van de AKW. Op grond van dit artikel behield appellant zijn recht op kinderbijslag zolang hij aan de voorwaarden voldeed. In het tweede lid van artikel 7c van de AKW is onder a uitdrukkelijk bepaald dat het recht op kinderbijslag op grond van de overgangsregeling eindigt indien betrokkene niet langer een uitkering, pensioen of toelage ontvangt als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van KB 746.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aan appellant toegekende WAO-uitkering op
31 januari 2011 is ingetrokken en dat hij daardoor niet langer een uitkering ontving als bedoeld in artikel 26 van KB 746. Nu het betrokken recht op kinderbijslag ingevolge artikel 27, tweede lid, van KB 746 en artikel 7c, tweede lid, van de AKW niet kan herleven, kan de heropening van de WAO-uitkering per 16 maart 2011 appellant niet baten.
4.3.
Hieruit volgt dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2013 en dat de aangevallen uitspraak waarin het bestreden besluit in stand is gelaten, moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H. Achtot
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.

AB

DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de H. Achtot en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 25 août 2017
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.