ECLI:NL:CRVB:2017:2926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H. Achtot
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het beroepschrift inzake AOW door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Turkije, had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaarde. De appellante had het beroepschrift op de laatste dag van de beroepstermijn ter post bezorgd, maar het was pas meer dan een week na afloop van de termijn door de rechtbank ontvangen. De rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn voor het indienen van beroep was verstreken.
In hoger beroep voerde de appellante aan dat zij het beroepschrift tijdig had verzonden. De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was verlengd tot en met 4 januari 2016. Het beroepschrift was echter pas op 13 januari 2016 door de rechtbank ontvangen, wat meer dan een week na de afloop van de termijn was. De Raad concludeerde dat de appellante het risico had genomen door het beroepschrift op de laatste dag van de termijn ter post te bezorgen, en dat zij niet had aangetoond dat zij het beroepschrift eerder had kunnen verzenden.
Daarom werd de niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank bevestigd en werd het hoger beroep afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, en werd openbaar uitgesproken op 25 augustus 2017.