ECLI:NL:CRVB:2017:2920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WIA na beëindiging van de loongerelateerde uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die sinds 2008 ziek is en een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante had eerder een loongerelateerde uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat het Uwv haar arbeidsongeschiktheid op dat moment onder de 35% had ingeschat. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft het rapport van de deskundige, psychiater G.T. Gerssen, van 23 oktober 2016, dat een zorgvuldig onderzoek en consistente conclusies bevatte, als doorslaggevend beschouwd. De deskundige concludeerde dat appellante op 28 juli 2013 in staat was om acht uur per dag te werken, maar dat een gefaseerde opbouw van werktijden medisch noodzakelijk zou zijn voor een geslaagde re-integratie. De Raad onderschreef de conclusie van de deskundige dat de belastbaarheid van appellante niet werd overschreden door de voorbeeldfuncties die het Uwv had aangedragen.
De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uwv voldoende was gemotiveerd en dat de rechtbank op zorgvuldige wijze tot haar oordeel was gekomen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.