ECLI:NL:CRVB:2017:2897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Zorgkantoor tot lager vaststellen van persoonsgebonden budget en terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) was geïndiceerd voor zorg, had een netto persoonsgebonden budget (pgb) van € 4.226,- ontvangen van het Zorgkantoor. Echter, het Zorgkantoor heeft het pgb lager vastgesteld op € 1.310,- en een bedrag van € 2.916,- teruggevorderd, omdat appellante niet aan de verplichtingen verbonden aan het pgb had voldaan. De Raad oordeelt dat het Zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het lager vaststellen van het pgb gebruik heeft kunnen maken, aangezien appellante een deel van de betalingen aan haar zorgverlener contant heeft verricht in plaats van girale betalingen, zoals vereist door de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De Raad bevestigt dat het Zorgkantoor bevoegd is om onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen, ook al is er geen sprake van fraude. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad komt tot dezelfde conclusie. De door appellante aangevoerde omstandigheden zijn niet voldoende om te oordelen dat het Zorgkantoor niet redelijkerwijs tot terugvordering heeft kunnen overgaan.