ECLI:NL:CRVB:2017:2862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor een WIA-uitkering in het licht van schouder- en psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld vanwege schouderklachten en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij per 28 oktober 2013 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij in staat werd geacht om meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Appellante had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten niet goed waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde dat de schouderklachten en psychische klachten wel degelijk in de beoordeling waren betrokken. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante per 3 juni 2015 weer geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de inschatting van de belastbaarheid van appellante. De informatie van de behandelend sector bood geen nieuwe inzichten die de eerdere beoordeling konden veranderen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante geen recht meer had op een ZW-uitkering. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.