ECLI:NL:CRVB:2017:2841

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
15/7601 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de kennisneming van stukken in hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en pesten op het werk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beperking van de kennisneming van stukken, op verzoek van betrokkene. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J. Jaab, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat een korting van 10% op zijn bezoldiging had toegepast. Betrokkene stelde dat deze korting het gevolg was van een beroepsziekte, veroorzaakt door pesten op de werkvloer. Het college, vertegenwoordigd door mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten, heeft het bezwaar tegen de korting ongegrond verklaard.

Tijdens de procedure heeft mr. Jaab verzocht om bepaalde medische stukken niet ter inzage aan het college te sturen, met een beroep op artikel 8:29 en artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft op 6 juli 2017 een zitting gehouden, waarbij betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college. De Raad heeft overwogen dat het verzoek om beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd was, omdat de stukken niet onder een verplichting tot verstrekking vielen. De Raad heeft besloten dat de stukken teruggestuurd worden naar betrokkene, zodat zij kan besluiten deze alsnog als processtukken in te dienen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing benadrukt dat de kennisneming van de medische stukken voorbehouden is aan gemachtigden die advocaat of arts zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de kennisneming te beperken tot een specifieke kamer of deskundige, zoals door betrokkene was verzocht. De beslissing van de Raad is genomen door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit.

Uitspraak

15/7601 AW, 15/7946 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Beslissing op het verzoek om toepassing van artikel 8:29 en artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2015, 14/6855 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Westland (college)
Datum beslissing: 18 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. J. Jaab, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens het college heeft mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. Frederix-Gianotten en mr. Jaab hebben elk een verweerschrift ingediend.
Mr. Jaab heeft verzocht om nader door hem in te zenden medische stukken over betrokkene niet ter inzage aan het college te sturen. Dit verzoek is primair gegrond op artikel 8:29 van de Awb en subsidiair op artikel 8:32, tweede lid, van de Awb. Mr. Jaab heeft op verzoek van de Raad bij brief van 21 februari 2017 de door hem bedoelde stukken (73 pagina’s) ingezonden.
Mr. Frederix-Gianotten heeft namens het college een reactie gegeven op het verzoek.
Bij brief van 23 juni 2017 heeft mr. Jaab namens betrokkene een afschrift van een onderzoeksrapportage betreffende pesten op het werk binnen de gemeente Westland van
18 mei 2017 ingezonden met het verzoek om ook dit rapport onder toepassing van
artikel 8:29 van de Awb, dan wel artikel 8:32, tweede lid, van de Awb niet aan het college te verstrekken.
Het onderzoek ter zitting met het oog op de beslissing op de geheimhoudingsverzoeken heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Jaab. Het college heeft zich door mr. Frederix-Gianotten en mr. W. van IJzeren laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is vanaf 1 september 2008 als [naam functie] aangesteld bij de gemeente Westland. Bij besluit van 5 december 2013 is met toepassing van artikel 7:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) op de bezoldiging van betrokkene vanaf november 2013 een korting van 10% toegepast. Het college heeft bij besluit van 10 juni 2014 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het kortingsbesluit ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft betrokkene niet gevolgd in haar stelling dat haar arbeidsongeschiktheid in en door de dienst is veroorzaakt. De rechtbank heeft met name geen grond gezien om te oordelen dat de werkomstandigheden bij betrokkene excessief waren. Voor de stelling van betrokkene dat zij stelselmatig onderworpen is aan een onaanvaardbare bejegening (pesten) door haar leidinggevende heeft de rechtbank geen aanknopingspunt gezien.
1.2.
Betrokkene heeft in beroep medische gegevens ingezonden onder de voorwaarde dat het college daar geen kennis van mocht nemen. Omdat de rechtbank niet is toegekomen aan de vraag of sprake was van causaal verband tussen de bejegening en de ziekte, zag de rechtbank geen noodzaak om kennis te nemen van die medische stukken. Zij heeft de enveloppe met die stukken ongeopend aan betrokkene geretourneerd.
2. Het hoger beroep van betrokkene is erop gericht dat het bestreden besluit wordt vernietigd en dat wordt aanvaard dat zij door een beroepsziekte arbeidsongeschikt is geworden. Het college heeft in hoger beroep primair aangevoerd dat het bezwaar tegen de korting niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Subsidiair heeft het college een aantal overwegingen in de aangevallen uitspraak betwist.
3.1.
In artikel 8:28 van de Awb is bepaald dat partijen aan wie door de bestuursrechter is verzocht schriftelijk inlichtingen te geven, verplicht zijn de verlangde inlichtingen te geven. Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken. De bestuursrechter dient op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
3.2.
In dit geval beoogt betrokkene beperking van de kennisneming te bereiken. Het daarop gerichte verzoek heeft evenwel geen betrekking op stukken ten aanzien waarvan een verplichting tot verstrekking bestaat. Artikel 8:29 van de Awb biedt geen voorziening voor een partij die ter staving van haar standpunt een stuk indient zonder daartoe verplicht te zijn en daarbij een beroep doet op vertrouwelijkheid. Het verzoek om toepassing van de genoemde bepaling moet dus worden afgewezen. De Raad zal de stukken waarop het verzoek betrekking heeft terugsturen naar betrokkene teneinde haar in de gelegenheid te stellen de stukken alsnog als processtukken in te dienen. Dit betreft de stukken met paginanummers 330001 tot en met 330073 (nummering door de Raad), alsmede het rapport van 18 mei 2017 getiteld ‘Onderzoek naar pesten op het werk binnen de gemeente Westland’.
3.3.
Indien betrokkene besluit om de genoemde stukken alsnog als procestukken in te zenden, zal daarop artikel 8:32, tweede lid, van de Awb worden toegepast voor zover het medische stukken betreft. Dit betreft de stukken met paginanummers 330001 tot en met 330004, 330025 tot en met 330031, 330035 en 330036, en 330041 tot en met 330048. De Raad zal bepalen dat kennisneming van deze stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is. Daarbij wordt nog het volgende opgemerkt. Artikel 8:32 van de Awb betreft kennisneming door gemachtigden. Het is niet mogelijk om, zoals door betrokkene is verzocht, op grond van dat artikel te bepalen dat de kennisneming is voorbehouden aan een daartoe aan te wijzen kamer of deskundige zonder banden met het college. Wat betreft de stukken met paginanummers 330005 tot en met 330024, 330032 tot en met 330034, 330037 tot en met 330040, en 330049 tot en met 330073 ziet de Raad geen aanleiding tot toepassing van
artikel 8:32, tweede lid, van de Awb. Dat geldt ook voor het rapport ‘Onderzoek naar pesten op het werk binnen de gemeente Westland’. Het is aan betrokkene om te beslissen of zij deze stukken niettemin als processtuk wil indienen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep beslist dat beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Awb van de stukken met paginanummers 330001 tot en met 330073 en van het rapport van 18 mei 2017 getiteld ‘Onderzoek naar pesten op het werk binnen de gemeente Westland’ niet gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is genomen door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier, op 18 augustus 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J. Tuit

HD