ECLI:NL:CRVB:2017:2779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en huurinkomsten uit verhuur eigen woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 2 april 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend. Ten tijde van de aanvraag huurde zij een woning in Rotterdam en verhuurde zij haar eigen koopwoning aan haar ouders voor € 675,- per maand. Het college heeft bij besluit van 15 mei 2015 bijstand toegekend, maar met aftrek van de huurinkomsten uit de verhuur van de koopwoning. Appellante was het hier niet mee eens en heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante redelijkerwijs kon beschikken over de huurinkomsten en dat deze terecht als inkomsten zijn aangemerkt, waardoor de bijstandsverlening werd verlaagd.
In hoger beroep herhaalt appellante haar eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat appellante geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat het college de huurinkomsten terecht heeft aangemerkt als inkomsten en dat de bijstandsverlening op de juiste wijze is vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.