Uitspraak
28 juli 2015, 14/4633 en 14/4602 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die bekend is met een autisme spectrum stoornis en een beneden gemiddelde intelligentie, had een aanvraag ingediend voor AWBZ-zorg. Het CIZ had appellant geïndiceerd voor begeleiding individueel, klasse 2, maar de appellant was van mening dat hij recht had op begeleiding individueel, klasse 3. De Raad heeft vastgesteld dat de indicatie van het CIZ voor begeleiding individueel, klasse 2, volstaat, gezien de omstandigheden en het medisch advies. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de indicatie van het CIZ zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen objectieve gronden waren voor meer begeleiding dan klasse 2. De Raad heeft ook opgemerkt dat er nauwelijks uitval door ziekte heeft plaatsgevonden na het terugbrengen van het aantal te werken uren van 36 naar 26. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische adviezen in het proces van indicatiestelling voor zorg.