ECLI:NL:CRVB:2017:2719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet na niet meewerken aan huisbezoek
Op 6 april 2016 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Participatiewet. De gemeente Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar haar woon- en verblijfsituatie, waaruit bleek dat er naast appellante ook andere personen op het opgegeven adres stonden ingeschreven. Tijdens een gesprek met de gemeente heeft appellante verklaard dat zij geen huurcontract heeft en dat zij contant huur betaalt. Er is een huisbezoek gepland op 15 juni 2016, maar appellante heeft niet opengedaan toen de handhavingsspecialisten aanboden. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat zij wel wilde meewerken, maar dat er iets misging. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellante haar medewerkingsverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt dat er een redelijke grond was voor het huisbezoek, gezien de inconsistenties in de verstrekte informatie over haar woonsituatie. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand op goede gronden is gebeurd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.