Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft bij besluit van 5 oktober 2011 vastgesteld dat appellant met ingang van 10 oktober 2011 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 68,90%. Bij besluit van 23 juli 2014 heeft het Uwv appellant bericht dat hij vanaf 10 oktober 2014 recht heeft op een WGA-vervolguitkering.
3 juni 2014. Afgezien van de vastgestelde osteoporose, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eigen onderzoek geen overtuigende aanwijzingen gevonden voor het standpunt van de huisarts dat appellant een broos lichaam heeft. Verder heeft hij bij onderzoek geen bijzonderheden waargenomen ten aanzien van het hart, de longen en de abdomen. Bij psychisch onderzoek werd geen depressie vastgesteld. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit preventief oogpunt enkele beperkingen vastgesteld ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 februari 2015 deugdelijk gemotiveerde verzekeringsgeneeskundige conclusies bevat over de gezondheidstoestand van appellant. Appellant heeft in beroep en hoger beroep geen medische stukken ingezonden die zijn standpunt onderbouwen dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld.