ECLI:NL:CRVB:2017:269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na uitval door gezondheidsklachten, waaronder benauwdheid, pijn op de borst en vermoeidheid. Na een medisch onderzoek door het Uwv werd vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de verzekeringsartsen zijn klachten en beperkingen hadden onderschat.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten geen inconsistenties vertoonden. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling onjuist was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de verzekeringsartsen onvoldoende waarde hadden gehecht aan de informatie van zijn behandelend artsen en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moesten worden opgenomen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was. De Raad onderschreef de conclusies van de verzekeringsartsen en concludeerde dat appellant, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, in staat was de voor hem geselecteerde functies te vervullen. De Raad wees erop dat de functies medisch passend waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.