Uitspraak
OVERWEGINGEN
,waarbij de inhoud en inschaling van de functie ongewijzigd zijn gebleven. Op 29 november 2010 heeft betrokkene zich ziek gemeld op grond van fysieke klachten. Op 3 september 2012 heeft betrokkene een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
.De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan sikkelziekte en dat de belangrijkste manifestatie van deze ziekte bij betrokkene het recidiverend optreden van pijnaanvallen (zogenaamde crises) is. De verzekeringsarts heeft beschreven dat de laatste grote pijnaanval zich blijkens de anamnese bij betrokkene in 2009 voordeed, waarbij sprake was van een ziekenhuisopname. Betrokkene heeft voorts frequent mildere pijnaanvallen (zes tot zeven keer per jaar) en zeer frequent lichte pijnaanvallen (twee tot drie keer per maand), waarbij betrokkene lichte pijnklachten in de rug heeft of toegenomen moeheid als hij ’s ochtends wakker wordt. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er bij betrokkene verder sprake is van retinopathie, milde pulmonale hypertensie en splenomegalie en dat er geen aanwijzingen zijn voor belangrijke orgaanschade en gewrichtsschade. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat betrokkene als rechtstreeks gevolg van zijn ziekte verminderde benutbare mogelijkheden heeft tot het verrichten van arbeid en de beperkingen en mogelijkheden van betrokkene voor het verrichten van arbeid vertaald in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
.Onder meer is in rubriek 6 (Werktijden) opgenomen dat betrokkene ongeveer 8 uur per dag en 30 uur per week kan werken. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van appellant een arbeidskundig onderzoek verricht en daarvan verslag gedaan in een rapport van 4 januari 2013
.De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat betrokkene vanwege zijn hoge ziekteverzuim en de beperkte overdraagbaarheid zijn van zijn werkzaamheden niet meer geschikt is voor de maatgevende arbeid. Daarbij is de arbeidsdeskundige ervan uitgegaan dat de maatgevende arbeid de functie van acceptant met een omvang van ongeveer 32 verloonde uren per week betrof. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een aantal functies geselecteerd, die in overeenstemming worden geacht te zijn met de beperkingen van betrokkene en de mate van arbeidsongeschiktheid, die is berekend op 29,44%. Bij besluit van 4 januari 2013 heeft appellant vastgesteld dat betrokkene met ingang van 26 november 2012 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat bij betrokkene geen sprake is van een aandoening die aan structureel werken in de weg staat of waarvoor een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. In dat verband heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder meer overwogen dat er bij acute sikkelcelpijn momenten zijn dat betrokkene het rustiger aan moet doen en moet trachten om de pijn met medicatie te bestrijden, maar dat zelfs dan niet is uitgesloten dat hij in staat is tot lichtere arbeid. Tevens is overwogen dat uit de informatie van de internist niet blijkt dat werk een uitlokkende factor is voor het ontstaan van een pijnaanval en dat op basis van onder meer het ziektebeeld en een redelijke
.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 augustus 2013 ongegrond.