Uitspraak
15.7257 WWB, 15/7261 WWB, 15/7262 WWB
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag met betrekking tot de intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellanten. Appellanten ontvingen van 13 juni 1994 tot en met 31 december 2010 bijstand van het college, en vanaf 1 januari 2011 een AIO-aanvulling van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb ontving op 29 oktober 2013 een anonieme melding dat appellant onroerend goed in Turkije bezat, wat leidde tot een onderzoek naar de vermogenssituatie van appellanten. Dit onderzoek concludeerde dat appellant belastingaangiftes had ingediend voor meerdere onroerende zaken in Turkije, wat resulteerde in de intrekking van de AIO-aanvulling en een terugvordering van € 20.769,-.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft ook onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand en concludeerde dat appellanten over vermogen beschikten dat boven de vrij te laten grens lag, wat leidde tot een terugvordering van € 174.155,81. De rechtbank heeft de beroepen tegen deze besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep is de vraag aan de orde of appellanten redelijkerwijs over hun vermogen kunnen beschikken, gezien de omstandigheden rondom de onroerende zaken. De Raad oordeelt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet over het onroerend goed konden beschikken, en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank.