Uitspraak
15.7680 PW
OVERWEGINGEN
.Dat appellant niet de beschikking had over de [automerk] blijkt voorts uit verklaringen van vijf getuigen. Deze getuigen verklaren dat zij de [automerk] in de showroom van het garagebedrijf hebben zien staan.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant werd bevestigd. Appellant ontving sinds 12 juli 2007 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant elke drie maanden een andere auto zou hebben, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in het bezit was van een auto, waarvan de waarde de vermogensgrens overschreed. Hierdoor werd zijn bijstandsuitkering met terugwerkende kracht ingetrokken en werd een bedrag van € 6.149,51 teruggevorderd. Appellant betwistte dat de auto tot zijn vermogen behoorde en voerde aan dat deze toebehoorde aan het garagebedrijf van zijn neef. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij niet over de auto kon beschikken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen.