ECLI:NL:CRVB:2017:2598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op AOW-pensioen en herhaalde aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1945 in Marokko, had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een eerder besluit, bestreden besluit 1, de aanvraag van appellant afgewezen op basis van het feit dat deze aanvraag een herhaling was van een eerdere aanvraag zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Amsterdam had deze afwijzing bevestigd.
In het hoger beroep heeft de Svb een nieuw besluit (bestreden besluit 2) genomen, waarin is vastgesteld dat appellant recht heeft op een pensioen ter hoogte van 2% van het maximale pensioen, omdat hij geacht wordt in ieder geval één dag in 1978 verzekerd te zijn geweest voor de AOW. De Raad heeft overwogen dat appellant geen belang meer heeft bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat het nieuwe besluit van de Svb tegemoet is gekomen aan zijn beroep. De Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de Svb het griffierecht aan appellant vergoedt.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bij herhaalde aanvragen voor AOW-pensioen en de rol van de Svb in het beoordelen van dergelijke aanvragen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de aanvraag door de Svb terecht was, maar dat het nieuwe besluit de situatie van appellant heeft hersteld.