ECLI:NL:CRVB:2017:2535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
17/2450 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft appellant N.M. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2017, betreffende de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. De termijn om de beroepsgronden in te dienen is ongebruikt verstreken, wat heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Centrale Raad van Beroep heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2017.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juli 2017
17/2450 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2017, 16/3299 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
N.M. [appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. Sahin, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 5 april 2017 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 8 mei 2017 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2017.
(getekend) M. Greebe
(getekend) C. Tersteeg
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

AB