ECLI:NL:CRVB:2017:2535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft appellant N.M. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2017, betreffende de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. De termijn om de beroepsgronden in te dienen is ongebruikt verstreken, wat heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Centrale Raad van Beroep heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2017.