In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de korpschef van politie als appellant en een betrokkene die in bezwaar ging tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering tot senior GGP. De rechtbank had het bestreden besluit van de korpschef vernietigd, omdat deze in strijd met het loopbaanbeleid een assessment had ingezet om de geschiktheid van de betrokkene te beoordelen, in plaats van het advies van de leidinggevende. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het gebruik van een assessment in dit geval niet in overeenstemming was met het landelijk beleid. De Raad verklaarde het beroep van de korpschef ongegrond en oordeelde dat de betrokkene recht had op wettelijke rente over de nabetaling van zijn bezoldiging, die verband hield met zijn bevordering. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan het geldende loopbaanbeleid te houden en de rol van leidinggevenden in het beoordelingsproces van ambtenaren.