Uitspraak
mr. drs. M.J.M. Suijs.
OVERWEGINGEN
1.2. Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire).
1.5. Appellant heeft in augustus 2012 verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP.
1.8. Bij besluit van 8 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 10 december 2013 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een juiste invulling is gegeven aan het criterium ‘boven de norm’.
4.1. Onder verwijzing naar de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551 en ECLI:NL:CRVB:2015:2552) en 19 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1850) is de Raad van oordeel dat de beheerders van de voormalige politiekorpsen de bevoegdheid toekwam een nadere invulling te geven aan het begrip ‘boven de norm’ en dat de in dit geval daaraan gegeven nadere invulling in de vorm van een rekenkundig criterium - ten minste 80% van de competenties met de score ‘uitstekend’ (4) - binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Het hoger beroep slaagt niet.