ECLI:NL:CRVB:2017:2479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en ZW-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, die haar verzoeken om een WIA-uitkering en een ZW-uitkering had afgewezen. Appellante was werkzaam als tomatenplukster en had zich op 5 november 2012 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had haar in eerste instantie een ZW-uitkering verstrekt, maar later bepaald dat zij met ingang van 3 november 2014 niet meer in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft in haar uitspraken geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende was om aan te tonen dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv was vastgesteld. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.