ECLI:NL:CRVB:2017:2445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
16/6038 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van appellant, een man afkomstig uit Iran die sinds 4 januari 2008 bijstandsuitkeringen ontvangt, niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat de termijn voor ontheffing van arbeidsverplichtingen, die was opgelegd door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand, op 1 juli 2016 was verstreken. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het dagelijks bestuur, dat hem ontheffing had verleend van zijn arbeidsverplichtingen tot die datum.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen actueel procesbelang was voor appellant, aangezien het resultaat van zijn hoger beroep niet meer kon leiden tot een wijziging van de situatie. Appellant had aangegeven dat hij in de toekomst als zelfstandige wilde werken, maar dit werd niet als een actueel procesbelang beschouwd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen schade was geleden door appellant als gevolg van het bestreden besluit.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.

Uitspraak

16/6038 PW
Datum uitspraak: 18 juli 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 september 2016, 15/7383 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], appellant
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2016. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.M. Brands.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, afkomstig uit Iran, ontvangt sinds 4 januari 2008 met onderbrekingen een bijstandsuitkering, laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Bij besluit van 10 juni 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 november 2015 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur appellant tot 1 juli 2016 met toepassing van artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet (PW) ontheven van de arbeidsverplichtingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep is de vraag aan de orde of de rechtbank het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Van een actueel procesbelang kan slechts sprake zijn indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2.
De rechtbank heeft aan zijn oordeel, verkort weergegeven, ten grondslag gelegd dat de termijn van de ontheffing op 1 juli 2016 was verstreken en niet gesteld of gebleken was dat appellant schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Appellant heeft in hoger beroep desgevraagd meegedeeld dat zijn procesbelang hierin is gelegen dat hij in de toekomst als zelfstandige wil werken. Dit is geen actueel procesbelang als onder 4.1 bedoeld.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2017.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) L.V. van Donk

HD