ECLI:NL:CRVB:2017:2412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na psychische klachten en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 16 oktober 2013 ziek gemeld met psychische klachten en ontving tot 15 oktober 2014 een uitkering op basis van de ZW. Na een medisch onderzoek door het Uwv werd appellant geschikt geacht voor verschillende functies, maar zijn uitkering werd pas per 11 maart 2015 beëindigd. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 24 april 2015, maar het Uwv concludeerde dat hij geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat er geen aanwijzingen waren dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was geweest.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de verzekeringsarts geen rekening had gehouden met de toegenomen ernst van zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren gepresenteerd die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was de eerder genoemde functies te verrichten. De overwegingen van de rechtbank werden volledig onderschreven, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.