ECLI:NL:CRVB:2017:2410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
16/459 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ziekengeld op basis van geschiktheid voor eigen werk als elektromonteur

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die als elektromonteur werkzaam was, had zich op 27 oktober 2014 ziek gemeld met diverse klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant per 23 maart 2015 geschikt was voor zijn eigen werk en weigerde daarom ziekengeld. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden en voegde hij aanvullende medische verklaringen toe. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv stelde echter dat de klachten van de appellant, voortkomend uit de erfelijke ziekte adrenoleukodystrofie (X-ALD), niet aantoonbaar aanwezig waren op de datum in geding. De Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de appellant op 23 maart 2015 niet in staat was zijn eigen werk te verrichten. De Raad volgde de redenering van de verzekeringsarts en concludeerde dat het Uwv terecht ziekengeld had geweigerd.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 juli 2017.

Uitspraak

16/459 ZW
Datum uitspraak: 5 juli 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
15 december 2015, 15/2218 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.L. Gelens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2017. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. K. Schormans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als electricien voor 40 uur per week. Zijn dienstverband is op 12 oktober 2014 geëindigd. Appellant heeft zich op 27 oktober 2014 ziek gemeld met pijnklachten in de thorax, psychische klachten en rechter schouderklachten. Op dat moment ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Op 20 maart 2015 heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant per 23 maart 2015 geschikt geacht voor de laatst verrichte arbeid in de functie van electricien. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 20 maart 2015 vastgesteld dat appellant per 23 maart 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van
8 juni 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 juni 2015 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant de gronden van het beroep herhaald. Deze gronden zijn bij schrijven van 2 maart 2016 aangevuld met een brief van klinisch geneticus
drs. S.A. de Munnik van 4 februari 2016. Bij appellant is adrenoleukodystrofie (X-ALD) vastgesteld. Bij schrijven van 11 mei 2017 heeft appellant nog een drietal medische verklaringen ingestuurd.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 mei 2017 gereageerd op de ingebrachte stukken van appellant. Hij stelt zich op het standpunt dat de klachten die voortkomen uit de X-ALD niet (aantoonbaar) aanwezig waren op de datum in geding. Appellant heeft zich per 10 augustus 2015 opnieuw ziek gemeld en ontvangt hiervoor nog steeds ziekengeld. Er is inmiddels een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
4.2.
De Raad stelt vast dat appellant zich op 10 augustus 2015, vijf maanden na de hier in geding zijnde datum van 23 maart 2015, opnieuw heeft ziekgemeld met klachten die voortkomen uit X-ALD. Appellant heeft vanaf 10 augustus 2015 doorlopend ziekengeld ontvangen.
4.3.1.
De Raad volgt de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zoals is neergelegd in de rapporten van 2 juni 2015 en 18 mei 2017. Uit de stukken komen onvoldoende aanknopingspunten naar voren voor het oordeel dat appellant op 23 maart 2015 niet in staat was zijn eigen werk te verrichten. Bij appellant is de erfelijke ziekte X-ALD gediagnosticeerd. Er zijn echter geen objectieve aanwijzingen dat appellant ten tijde hier in geding, dermate beperkt was dat hij zijn eigen werk niet meer kon doen. Ook uit de recent ingebrachte stukken van fysiotherapeut F. Roomans van 21 april 2017, neuroloog
dr. M. Engelen van 4 mei 2017 en huisarts M.W.M. van Tiel van 11 april 2017 blijkt dat niet. Het rapport van Roomans bevat geen gegevens die nog niet bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend waren. Engelen geeft een algemene beschrijving van de klachten en beperkingen die kunnen ontstaan bij de ziekte, maar hier blijkt niet uit wat de beperkingen voor appellant zijn. Het rapport van Van Tiel bevat ook geen nieuwe informatie.
4.3.2.
Hieruit volgt dat het Uwv appellant terecht ziekengeld heeft geweigerd omdat appellant in staat is te achten zijn eigen werk als electromonteur/electricien te verrichten.
5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.3.2 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) I.G.A.H. Toma

KP