ECLI:NL:CRVB:2017:2350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die als produktiemedewerker werkzaam was, had zich op 20 november 2009 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat zij per 18 november 2011 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante was geschikt geacht voor verschillende functies, waaronder die van produktiemedewerker en inpakker. Na een nieuwe ziekmelding in 2014, heeft het Uwv op 23 maart 2015 vastgesteld dat appellante per 30 maart 2015 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de medische beoordeling en stelde dat haar arbeidsongeschiktheid op 80-100% vastgesteld moest worden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden of medische stukken had ingediend en dat de eerdere beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv correct was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.