ECLI:NL:CRVB:2017:2322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatregel bijstandsverlaging wegens niet verschijnen op gesprek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel, waarbij haar bijstandsuitkering werd verlaagd met 100% voor de duur van een maand. Appellante, die sinds 1997 bijstand ontvangt, was niet verschenen op meerdere uitnodigingen voor gesprekken met een klantbegeleider van de gemeente, die bedoeld waren om haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling te bespreken. Het college legde een maatregel op omdat appellante niet op de uitnodigingen was verschenen, wat volgens hen een schending van de verplichtingen onder de Wet werk en bijstand (WWB) was. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellante dat zij niet verplicht was om op de gesprekken te verschijnen en dat de opgelegde maatregel onevenredig zwaar was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante niet was vrijgesteld van de arbeidsverplichting. Echter, de Raad vond dat het college ten onrechte de maatregel had opgelegd zonder rekening te houden met de omstandigheden van de zaak. Appellante had op een later moment alsnog een gesprek gehad met de klantbegeleider, wat betekende dat de gewenste gedragsverandering al was bereikt. De Raad oordeelde dat de maatregel moest worden gematigd tot 50% van de bijstandsnorm, omdat de strikte toepassing van de verordening in dit geval leidde tot onbillijkheden van overwegende aard.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college werd veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.970,- bedroegen. De Raad bepaalde dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante moest vergoeden.