ECLI:NL:CRVB:2017:2320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geweigerde inkomenstoeslag en curatorvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de aanvraag van appellanten voor een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht was afgewezen. Appellanten, die een uitkering ontvangen op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, hadden een aanvraag ingediend voor een inkomenstoeslag, maar deze werd afgewezen omdat het college van mening was dat hun inkomen gedurende de referteperiode niet onder de bijstandsnorm lag. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat de curatorvergoeding die zij ontvingen voor hun werkzaamheden als curator van de moeder van appellante niet als inkomen moet worden aangemerkt, omdat zij kosten hebben gemaakt in verband met deze werkzaamheden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de ontvangen curatorvergoeding, die een beloning voor de verrichte werkzaamheden omvat, wel degelijk als inkomen moet worden aangemerkt. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de PW, die bepalen dat alle vermogens- en inkomensbestanddelen moeten worden meegerekend bij de beoordeling van de aanvraag voor een inkomenstoeslag.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten in 2014 een curatorvergoeding van € 890,- hebben ontvangen, waarvan € 674,- als beloning voor de werkzaamheden kan worden aangemerkt. De Raad heeft geoordeeld dat het college op goede gronden deze vergoeding als inkomen heeft aangemerkt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de Verordening af te wijken. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellanten is ongegrond verklaard.