ECLI:NL:CRVB:2017:2288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling van periodieke uitkering op € 0,00 bruto per maand na overlijden van vervolgde
In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar periodieke uitkering als nabestaande van een vervolgde is vastgesteld op € 0,00 bruto per maand. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellante, die zich geconfronteerd zag met een aanzienlijke inkomensachteruitgang na het overlijden van haar partner, betoogde dat het niet redelijk was dat haar overige inkomsten verrekend werden met de uitkering. De Raad oordeelde echter dat de wet, specifiek artikel 19 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), uitdrukkelijk bepaalt dat alle inkomsten in mindering moeten worden gebracht op de uitkering. De Raad concludeerde dat er geen grond was om af te wijken van deze wettelijke bepaling en dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.