ECLI:NL:CRVB:2017:2282
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang in Wuv-zaak
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, is het beroep van de erven van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Betrokkene, geboren in 1928 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), had in het verleden een vergoeding ontvangen voor de kosten van een elektrisch verstelbaar bed. Na zijn verhuizing in 2013 diende hij een vervolgaanvraag in voor de aanschaf van een nieuw bed, omdat het oude bed onherstelbaar kapot was. De aanvraag werd echter afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat het nieuwe bed niet proportioneel werd geacht in relatie tot de zorg die betrokkene ontving in het tehuis waar hij verbleef.
Betrokkene overleed op 15 maart 2017, en de procedure werd voortgezet ten behoeve van zijn erven. Tijdens de zitting op 18 mei 2017 was er niemand van de zijde van appellanten aanwezig, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was. De Raad overwoog dat er geen bewijs was dat betrokkene het gewenste bed had aangeschaft, en dat er dus geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking konden komen. Bovendien was met het overlijden van betrokkene de noodzaak voor de aanschaf van een elektrisch bed komen te vervallen.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van voldoende procesbelang, aangezien het resultaat van het beroep geen feitelijke betekenis meer had voor de erven. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 juni 2017.