ECLI:NL:CRVB:2017:2255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- L. Koper
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Ingezetenschap en recht op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante recht heeft op kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellante, geboren in 1993, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde aanvankelijk in Aruba. Sinds 22 juli 2013 staat zij ingeschreven in Nederland, maar zij is niet werkzaam en volgt een mbo-opleiding, waarvoor zij studiefinanciering ontvangt. Op 10 september 2013 diende zij een aanvraag in voor kinderbijslag, maar deze werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) geweigerd omdat zij geen ingezetene van Nederland zou zijn. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat.
Op 16 juli 2014 diende appellante opnieuw een aanvraag in voor kinderbijslag. De Svb weigerde deze aanvraag opnieuw, en het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, met de overweging dat er op de peildatum van 1 oktober 2014 geen duurzame band van persoonlijke aard tussen appellante en Nederland bestond. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij zich in Nederland heeft gevestigd en dat haar verblijf niet enkel om studieredenen was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat appellante op de peildatum geen ingezetene was, omdat zij niet over zelfstandige woonruimte beschikte en haar stelling dat zij zich in Nederland had gevestigd niet voldoende was onderbouwd. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.