ECLI:NL:CRVB:2017:2251
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische noodzaak voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Op 29 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, geboren in 1936, die als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) valt. Appellante had eerder een vergoeding voor één dagdeel huishoudelijke hulp per week ontvangen, maar verzocht om uitbreiding naar twee dagdelen. De Raad heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen medische noodzaak was vastgesteld voor meer hulp. Verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, had de aanvraag afgewezen op basis van adviezen van geneeskundig adviseurs die concludeerden dat appellante in staat was lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De Raad heeft de beschikbare medische gegevens en adviezen van de geneeskundig adviseurs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om het standpunt van verweerder te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen (zelf)verwaarlozing of chaotisch gedrag vertoonde en dat haar woning geordend en schoon was. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van verweerder.