ECLI:NL:CRVB:2017:2184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het ontslagverzoek van een ambtenaar in het kader van het VWNW-beleid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, werkzaam bij een werkgever, had op 23 oktober 2015 een ontslagverzoek ingediend, dat op 28 oktober 2015 door de staatssecretaris van Financiën werd ingewilligd. Appellante verzocht om ontslag per 1 februari 2016, met als reden pensioen. Na het indienen van het ontslagverzoek heeft appellante echter bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris, omdat zij haar ontslag wilde intrekken. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de procedure bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat appellante gehouden kon worden aan haar ontslagverzoek en dat de staatssecretaris terecht het ontslag had verleend. De Raad stelde vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om appellante te wijzen op mogelijke toekomstige maatregelen in het kader van het Van Werk Naar Werk-beleid (VWNW-beleid) of haar te adviseren haar verzoek aan te houden. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigde dat de staatssecretaris niet gehouden was om medewerkers in de gelegenheid te stellen een reeds ingewilligd ontslagverzoek aan te passen voor een stimuleringspremie.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen die ongelijk behandeld waren en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.