In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante was werkzaam als klantmanager en heeft zich op 2 februari 2009 ziek gemeld met maag- en darmklachten en psychische klachten. Het Uwv heeft bij besluit van 21 april 2011 vastgesteld dat appellante recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een mate van arbeidsongeschiktheid van 56,53%. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft zij aangevoerd dat zij op de datum in geding, 31 januari 2011, geen duurzaam benutbare mogelijkheden had en dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist was. De deskundige Goldschmidt concludeerde dat appellante op de relevante datum volledig arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam. De Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante per 31 januari 2011 volledig arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd. De Raad heeft het besluit van het Uwv herroepen en bepaald dat appellante recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Tevens is het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding en kostenvergoeding aan appellante.