ECLI:NL:CRVB:2017:2154
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van vermogen en geldleningen aan ouders
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante had een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante onvolledige inlichtingen had verstrekt en dat haar vermogen boven de toegestane grens lag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante gedurende de beoordelingsperiode beschikte over een spaarrekening met een saldo dat hoger was dan de voor haar geldende vermogensgrens van € 5.895,-. Daarnaast heeft appellante geprobeerd aan te tonen dat zij een lening had bij haar ouders, maar de Raad oordeelde dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden voor een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting. De Raad concludeerde dat er geen schuld was die in mindering kon worden gebracht op het vermogen van appellante. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.