ECLI:NL:CRVB:2017:2147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht en niet gemelde bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 1 september 1990 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heiloo had vernietigd. Het college had de bijstand van appellant per 1 januari 2014 ingetrokken, omdat appellant bankrekeningen had die hij niet had gemeld. Tijdens het onderzoek ter zitting op 24 januari 2017 heeft appellant verklaard dat het om en/of-rekeningen met zijn moeder gaat, maar hij weigerde bankafschriften over te leggen uit respect voor de privacy van zijn moeder. Het college stelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij geen melding had gemaakt van de rekeningen en geen bankafschriften had overgelegd. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet kon beschikken over de tegoeden op de rekeningen. De schending van de inlichtingenverplichting maakt het onmogelijk om vast te stellen of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.