Uitspraak
10 mei 2016, 15/6832 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1. het op 30 oktober 2014 zonder medeweten en zonder toestemming van een collega fotograferen van de gegevens waarmee zij toegang had tot de diverse systemen met vertrouwelijke informatie;
2. het niet melden van het feit op 18 december 2014 als verdachte van strafbare feiten te worden c.q. te zijn gehoord door de politie;
3. het niet melden van de inbeslagname van de diensttelefoon in verband met die verdenking.
Subsidiair is aan appellante te kennen gegeven dat (als de tenuitvoerlegging van het strafontslag geen stand mocht houden) de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag wordt opgelegd wegens plichtsverzuim. Daaraan zijn behalve de gedragingen 1 tot en met 3 aanvullend een aantal andere gedragingen ten grondslag gelegd.
4. het niet vooraf of achteraf melden van een uitnodiging voor een verhoor op 3 maart 2015, net zo min als de aanhouding en inverzekeringstelling die daarop zijn gevolgd;
5. het doen van een uitlating met een discriminatoir c.q. racistisch karakter op 1 oktober 2014;
6. het doen van uitlatingen waaruit is af te leiden dat zij bereid is een vriendendienst te verlenen aan iemand die in aanmerking komt of wenst te komen voor een bijstandsuitkering;
7. het thuis bewaren van geld waarvan zij wist althans kon weten dat het niet rechtmatig was verkregen, met als bedoeling c.q. als gevolg dat dit aan het zicht van de fiscus onttrokken bleef en daar dus aannemelijkerwijs ook geen belasting over is betaald;
8. het op haar naam laten zetten en gedurende een aantal maanden laten staan van een auto die in gebruik was bij een ander, met als gevolg dat appellante de verdenking van katvangen en witwassen op zich heeft geladen, wetende dat diegene een beroep deed of mogelijk zou gaan doen op een bijstandsuitkering;
9. het meer dan incidenteel privé gebruiken van e-mail- en internetfaciliteiten;
10. het in strijd met het privacyreglement e-mail- en internetgebruik onderhouden c.q. leggen van contacten met een aanstootgevende, onzedelijke en/of seksueel intimiderende strekking, niet alleen in die zin dat appellante het daarin heeft over de door haar gewenste c.q. uitgevoerde seksuele handelingen en voorkeuren en/of het zich aangetrokken voelen tot de personen in kwestie, maar ook in die zin dat u genoegen uit over het uitoefenen van macht over cliënten;
12. het niet vooraf melden van het voornemen nevenwerkzaamheden te verrichten;
13. het gaan en blijven verrichten van werkzaamheden die in strijd zijn met de functioneringsnorm.