ECLI:NL:CRVB:2017:2130
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van herziening AOW-norm en terugvordering door Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak hebben verzoekers, beiden betrokken bij de herziening van hun AOW-norm door de Sociale Verzekeringsbank (Svb), hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder de bestreden besluiten van de Svb, die de AOW-norm van verzoeker 1 per 3 april 2015 en van verzoeker 2 per 1 augustus 2015 had herzien, ongegrond verklaard. Verzoekers hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat de Svb hen had verzocht om een aflossingsregeling te treffen voor een terugvordering van in totaal € 9.673,93. Ze vreesden dat de Svb tot invordering zou overgaan, terwijl het hoger beroep nog aanhangig was.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voldeed aan de vereisten van connexiteit. Dit houdt in dat het verzoek niet alleen formeel, maar ook materieel verbonden moest zijn met het hoger beroep. Aangezien de terugvordering en invordering niet deel uitmaakten van het geschil in de bodemprocedure, werd het verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan op 13 juni 2017, waarbij hij ook heeft aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.