ECLI:NL:CRVB:2017:213

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
16-5053 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wegens gebrek aan verzekering

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 28 december 2014. De echtgenoot ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wetgeving viel. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 9 december 2016 is appellante niet verschenen, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven. De Raad concludeerde dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering onder de ANW, en dat het AOW-pensioen na 1 januari 2000 niet meer leidde tot verplichte verzekering voor de ANW. Er was geen bewijs dat de echtgenoot zich vrijwillig had verzekerd voor de ANW. Hierdoor kon appellante niet als nabestaande worden aangemerkt en was de weigering van de ANW-uitkering terecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 januari 2017.

Uitspraak

16/5053 ANW
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2016, 16/307 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1931, was ten tijde van zijn overlijden op 28 december 2014 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 16 december 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 30 oktober 2015 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW en evenmin op grond van relevante Marokkaanse wetgeving, zodat appellante geen aanspraak op een ANW-uitkering kan maken.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij ziek is, geen inkomen heeft en haar medische kosten hoger zijn dan normaal.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verplicht verzekerd voor de ANW en evenmin verzekerd ingevolge Marokkaanse wetgeving. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon na 1 januari 2000 niet meer tot verplichte verzekering voor de ANW leiden. Niet gebleken is dat de echtgenoot van appellante zich vrijwillig voor die wet had verzekerd. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden dus niet verzekerd was voor de ANW, kan appellante niet aangemerkt worden als nabestaande op grond van die wet. Een ANW-uitkering is dus terecht geweigerd.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2017.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) G.J. van Gendt

UM