ECLI:NL:CRVB:2017:2061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot het volgen van een startopleiding voor ambtenaren in groepsfunctie E
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Financiën, waarin hem werd opgedragen een startopleiding te volgen voor de functie van groepsfunctie E. De appellant had eerder een interne opleiding voor deze functie met goed gevolg afgerond, maar de staatssecretaris stelde dat de appellant, gezien de grotere diversiteit aan werkzaamheden in de nieuwe functie, alsnog verplicht was om de startopleiding te volgen. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris op basis van artikel 59 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) bevoegd was om deze verplichting op te leggen. De Raad hanteerde een terughoudende toets en oordeelde dat de staatssecretaris niet onredelijk handelde door de startopleiding als noodzakelijk te beschouwen. Het beroep van de appellant op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de situatie van de appellant niet vergelijkbaar was met die van een collega die geen startopleiding had hoeven volgen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.