ECLI:NL:CRVB:2017:2046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering op basis van woonadresonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellant ontving sinds 11 februari 2013 bijstand op basis van de Participatiewet, maar er ontstond twijfel over zijn woonadres. Na een herbeoordeling werd geconstateerd dat appellant mogelijk een gezamenlijke huishouding voerde met zijn broer, die ook op hetzelfde adres stond ingeschreven. Dit leidde tot een onderzoek door handhavingsmedewerkers van de gemeente.
Tijdens een onaangekondigd huisbezoek op 2 juni 2015 was appellant niet thuis, maar hij werd uitgenodigd voor een gesprek. Hij verscheen echter niet op de afspraak. Na een tweede huisbezoek op 8 juni 2015, waar appellant wel aanwezig was, verklaarde hij dat hij feitelijk in zijn camper woonde en niet op het uitkeringsadres. Op basis van deze bevindingen heeft het college de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de intrekking van de bijstand. De Raad oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat appellant niet op het opgegeven adres woonde en dat de onderzoeksbevindingen rechtmatig waren verkregen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste informatie over het woonadres door bijstandsgerechtigden.