ECLI:NL:CRVB:2017:2025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
15/7377 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, werkzaam bij de politie, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. De Raad oordeelde dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat onhoudbaar was. De Raad concludeerde dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat het beroep op de hardheidsclausule niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd gegrond verklaard, waarbij de korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van de appellante. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor politieambtenaren om aan te tonen dat de matching niet correct is uitgevoerd, en dat de korpschef mag uitgaan van de geldende regels voor de toekenning van LFNP-functies.

Uitspraak

15/7377 AW, 16/5674 AW
Datum uitspraak: 8 juni 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
8 oktober 2015, 14/1553 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Scheggetman hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 15/7376 AW plaatsgevonden op 28 juli 2016. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Dieks. Namens de korpschef zijn verschenen mr. V. de Kruijf-Stellaard en F.J.H. Gunther. Het onderzoek ter zitting is geschorst, teneinde de korpschef in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te verrichten.
Bij besluit van 23 augustus 2016 (nader besluit) heeft de korpschef een nieuwe beslissing op bezwaar genomen ter uitvoering van afspraken gemaakt ter zitting bij de Raad op 28 juli 2016.
Namens appellante heeft mr. Dieks schriftelijk kenbaar gemaakt dat het nader besluit niet aan de bezwaren van appellante tegemoet komt. De korpschef heeft vervolgens schriftelijk verweer gevoerd.
De korpschef heeft een nader stuk ingezonden.
Na verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer, is het onderzoek ter zitting hervat op 23 maart 2017, gevoegd met de zaken 15/7376 AW en 16/5671 AW. Appellante is verschenen, bijstaan door mr. Dieks. Namens de korpschef zijn verschenen
mr. De Kruijf-Stellaard, mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellante was werkzaam bij de [Politieregio 1] in [vestigingsplaats]. Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft de korpschef de uitgangspositie van appellante voor haar toekomstige Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP)-functie bepaald op [functie 1] [Politieregio 1] (schaal 6). Hiertegen heeft betrokkene geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie [functie 2] in het vakgebied [vakgebied 1], met bijbehorende schaal 6, op 1 januari 2012. Bij besluit van
28 mei 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
3.2.
Vanwege onduidelijkheid over de vraag welke functiebeschrijving aan de werkgroep matching was voorgelegd voorafgaand aan de totstandkoming van het besluit van
16 december 2013, heeft de korpschef ter zitting bij de Raad op 28 juli 2016 toegezegd om de functiebeschrijving [functie 1] [Politieregio 1] opnieuw aan de werkgroep matching voor te leggen. Op basis hiervan heeft de korpschef het nader besluit genomen. Bij het nader besluit heeft de korpschef de toekenning van de LFNP-functie van [functie 2] over de periode van 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2011 en de overgang naar die
LFNP-functie per 1 januari 2012 op grondslag van de uitgangspositie en de transponeringstabel (TPT)-regel met codering 404946941 herroepen. In de plaats hiervan is besloten om aan appellante, op grondslag van de uitgangspositie en de TPT-regel met codering 604954392, over de periode van 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2011 de LFNP-functie van [functie 2] toe te kennen en dat appellante naar deze LFNP-functie overgaat op 1 januari 2012. Voor het overige wordt het bestreden besluit in stand gelaten.
3.3.
Het nader besluit wordt, gelet op artikel 6:19 in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, in de beoordeling betrokken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Aangevallen uitspraak
4.1.
Uit het nader besluit volgt dat het bestreden besluit niet juist is geweest. Om die reden slaagt het hoger beroep en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. De Raad zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
Nader besluit
4.2.
Zoals de Raad in de onder 1.1 aangehaalde uitspraken van 1 juni 2015 tot uitdrukking heeft gebracht kan de TPT, anders dan de korpschef tot uitgangspunt heeft genomen, niet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Dit neemt niet weg dat aan deze tabel, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht en dat de korpschef bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan mag uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Hij mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de TPT. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.3.1.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) (Beleidsregel), voor zover hier van belang, geldt voor het domein Uitvoering de volgende definitie: ‘Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.’
4.3.2.
Uit bijlage 3 bij de Beleidsregel blijkt dat het vakgebied Meldkamer bijdraagt aan de handhaving van de rechtsorde en van de openbare orde door intake voor spoedeisende hulp, door regie op en ondersteuning van de inzet van politie en/of hulpdiensten en door eventuele opschaling. Het vakgebied [vakgebied 1] draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door de intake van burgerverzoeken te verrichten, inzetverzoeken van collega’s te behandelen en service te verlenen door politiële administratieve ondersteuning te verrichten.
4.3.3.
Blijkens stap 7 van de Beleidsregel vindt, nadat het domein is bepaald, vervolgens indeling in een vakgebied plaats. Hiertoe wordt kern en/of doel van de functie in aanmerking genomen en vergeleken met de resultaatomschrijvingen van de LFNP-vakgebieden uit het betreffende domein. Wanneer niet aanstonds een keuze voor een vakgebied kan worden gemaakt, wordt de functiebeschrijving ingedeeld in het vakgebied dat het meest vergelijkbaar is.
4.4.1.
Volgens appellante moet worden afgeweken van de uitkomst van de in de bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP-functie opgenomen TPT, omdat de uitkomst van de matching in haar situatie onhoudbaar is. Zij vindt dat in haar geval het verkeerde vakgebied is gekozen. Dit had het vakgebied Meldkamer moeten zijn in plaats van [vakgebied 1]. De functiebeschrijving [functie 1] [Politieregio 1] voldoet volgens appellante aan alle kenmerken van het vakgebied Meldkamer, terwijl niet wordt voldaan aan de essentialia van het vakgebied [vakgebied 1].
4.4.2.
Appellante wordt niet gevolgd in dit betoog. Zij is blijkens haar korpsfunctiebeschrijving onder meer belast met het ‘zelfstandig aannemen, prioriteren en doorzetten van telefonische meldingen via 112’. Deze taak is te herleiden tot ‘het aannemen en doorverbinden van 112-meldingen, zodat de meldkamer optimaal wordt benut’, zoals vermeld onder ‘Intake aangiften, vergunningaanvragen en vragen’ van de LFNP-functie [functie 2]. De taken van appellante gerangschikt onder ‘gegevensbehandeling’ zijn wat betreft aard en strekking te vergelijken met ‘registratie’ en ‘interne serviceverlening’ van de [functie 2]. Voorts bevat de korpsfunctiebeschrijving van appellante niet ‘noodhulpregie’ en/of het ‘aansturen van eerste inzet van personeel en middelen en de solo-inzet op straat’, zoals vermeld in de LFNP-functie Generalist Meldkamer. Gelet op het voorgaande is de keuze voor het vakgebied [vakgebied 1] niet onhoudbaar. Dat indeling in de functie Generalist Meldkamer ook verdedigbaar is, is onvoldoende voor het slagen van deze beroepsgrond.
4.5.1.
Appellante heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Op
1 oktober 2010 is de meldkamer van de voormalige politieregio [politieregio 2] (waar appellante werkzaam was) samengevoegd met de meldkamer van de politieregio [politieregio 3], waarna de [Politieregio 1] is ontstaan. Centralisten van Noord Oost Gelderland zijn wel ingedeeld in de functie Generalist Meldkamer. Zij werkten allen op dezelfde werkplek en verrichtten dezelfde werkzaamheden.
4.5.2.
Dit betoog slaagt niet. De politieambtenaren die volgens appellante eenzelfde functie uitoefenden waren werkzaam in een ander voormalig korps. Bovendien kan er niet aan worden voorbijgegaan dat er verschillen zijn tussen de korpsfunctiebeschrijving van appellante en die van door haar genoemde collega’s, hoe beperkt ook.
4.6.
Ook het beroep op de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule slaagt niet. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie.
4.7.
De conclusie is dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid.
4.8.
De Raad zal het beroep tegen het nader besluit ongegrond verklaren.
Proceskosten
5. Aanleiding bestaat de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 990,- in beroep en € 1.485,- in hoger beroep, in totaal € 2.475,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 mei 2014 gegrond en vernietigt dat besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 23 augustus 2016 ongegrond;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.475,-;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde
griffierecht van € 413,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en H.C.P. Venema en
J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) A. Mansourova

HD