Uitspraak
19 augustus 2016, 16/2 en 15/3849 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) naast hun ouderdomspensioen. De Svb heeft in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling appellanten gevraagd hun CIN-nummer (Carte d’Identité Nationale) te verstrekken. Appellanten hebben hieraan geen gehoor gegeven, ondanks herhaalde verzoeken van de Svb. Uiteindelijk heeft de Svb de AIO-aanvulling per 1 juli 2015 ingetrokken, omdat appellanten niet de benodigde gegevens hadden verstrekt.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de Svb bevoegd was om de AIO-aanvulling in te trekken, omdat appellanten niet tijdig hun CIN-nummer hadden verstrekt. Appellanten voerden aan dat zij de Nederlandse taal slecht beheersen en daardoor niet goed op de verzoeken van de Svb hebben gereageerd. De Raad oordeelde echter dat er geen relevante communicatiestoornissen waren en dat appellanten, bijgestaan door een gemachtigde, eerder hadden aangegeven niet over een CIN-nummer te beschikken. De Raad bevestigde dat de gevolgen van het niet tijdig verstrekken van het CIN-nummer voor rekening en risico van appellanten komen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.