ECLI:NL:CRVB:2017:2013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling
Op 7 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/5236 WIA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2014. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld over een geschil dat voortvloeide uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Tijdens de procedure heeft appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op 10 januari 2017 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], heeft via haar advocaat, mr. J.M. Lammers-Sigterman, verzocht om een proceskostenveroordeling in het hoger beroep. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op grond van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft appellant veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.C. Bruning, met N. Talhaoui als griffier.