ECLI:NL:CRVB:2017:2013

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
14/5236 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

Op 7 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/5236 WIA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2014. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld over een geschil dat voortvloeide uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Tijdens de procedure heeft appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op 10 januari 2017 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], heeft via haar advocaat, mr. J.M. Lammers-Sigterman, verzocht om een proceskostenveroordeling in het hoger beroep. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op grond van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft appellant veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.C. Bruning, met N. Talhaoui als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juni 2017
14/5236 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2014, 13/5568 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] B.V. te [vestigingsplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.M. Lammers-Sigterman, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 januari 2017 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. Lammers-Sigterman verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Appellant heeft geen verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2017.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) N. Talhaoui

RB