ECLI:NL:CRVB:2017:20
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na voldoende zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die als assistente sales en marketing werkte, meldde zich op 3 december 2012 ziek met psychische klachten. Na een auto-ongeluk op 11 april 2013 ontwikkelde zij cognitieve klachten. De verzekeringsarts heeft appellante op 9 april 2014 geschikt geacht voor haar maatgevende arbeid, wat leidde tot het besluit van het Uwv dat appellante per 16 april 2014 geen recht meer had op ziekengeld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Gelderland bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld over de geschiktheid van haar voor de maatgevende arbeid. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en appellante gezien op de hoorzitting. De Raad concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor cognitieve stoornissen en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft gesteld dat appellante geschikt is voor haar werk, ondanks haar cognitieve klachten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.