ECLI:NL:CRVB:2017:198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
15/8269 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1938, had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De aanvraag was gebaseerd op verschillende gebeurtenissen, waaronder een incident waarbij Duitsers op mensen zouden zijn ingereden, een huiszoeking door de Duitsers, en het meemaken van een V2-inslag en een bombardement op het Bezuidenhout.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij persoonlijk en direct betrokken is geweest bij de genoemde oorlogsgeweld. De Raad oordeelde dat de beschrijvingen van de gebeurtenissen niet voldeden aan de vereisten van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad benadrukte dat voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer niet alleen een directe betrokkenheid bij het geweld vereist is, maar ook een zekere mate van objectieve bevestiging van die betrokkenheid.

Uiteindelijk werd het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad concludeerde dat het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand kon blijven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld voor erkenning onder de Wubo.

Uitspraak

15/8269 WUBO
Datum uitspraak: 19 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 november 2015, kenmerk BZO1871836 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Pieterse.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1938, heeft in november 2014 een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder meer de toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden. Appellant heeft zijn aanvraag gebaseerd op gezondheidsklachten die naar zijn mening het gevolg zijn van zijn ervaringen tijdens de Duitse bezetting. Als relevante oorlogsgebeurtenissen heeft vermeld:
- dat in 1944 Duitsers zijn ingereden op vrouwen en kinderen (onder wie appellant en zijn moeder) waarbij slachtoffers vielen;
- dat hij een huiszoeking heeft meegemaakt waarbij Duitsers geweren op hen richtten en door de vloer schoten;
- dat hij op 1 januari 1945 in Den Haag een V2-inslag heeft meegemaakt;
- dat hij het bombardement op het Bezuidenhout heeft meegemaakt.
1.2.
Bij besluit van 23 april 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Deze afwijzing is na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Verweerder heeft daartoe overwogen dat in onvoldoende mate is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in de Wubo.
2. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wubo wordt - voor zover hier van belang - onder burger-oorlogsslachtoffer verstaan degene die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 als burger lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen ten gevolge van met de krijgsverrichtingen direct verbonden handelingen of omstandigheden, dan wel ten gevolge van handelingen of maatregelen welke door of namens de vijandelijke bezettende macht tegen hem werden gericht of ten gevolge van confrontatie op jeugdige leeftijd met extreem geweld tegen derden door of namens de vijandelijke bezettende macht.
2.2.
Voor het erkennen als burger-oorlogsslachtoffer geldt als eerste voorwaarde dat de aanvrager persoonlijk en direct betrokken moet zijn geweest bij oorlogsgeweld als onder 2.1 bedoeld. Pas als een zodanige betrokkenheid is vastgesteld, kunnen de medische gevolgen daarvan aan de orde komen. Bij de onderhavige aanvraag heeft verweerder dan ook terecht zonder voorafgaand medisch onderzoek beoordeeld of er sprake is van een betrokkenheid van appellant bij oorlogsgeweld.
2.3.
De gebeurtenis waarbij Duitsers op mensen zouden hebben ingereden wordt door appellant geplaatst na de grote razzia in november 1944 waarbij mannen zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz. Zo ook de vader van appellant. Nadat appellant en zijn moeder een pakketje bij de vader hadden gebracht moesten zij op de terugweg vluchten voor de Duitsers die op hen en anderen inreden. Over de omstandigheden waaronder deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden en wat de aanleiding daarvan is geweest, zijn geen gegevens beschikbaar gekomen. Ook zijn er geen getuigen die het voorval of de betrokkenheid van appellant daarbij kunnen bevestigen. Er is dan ook onvoldoende bekend om aan te kunnen nemen dat er sprake is geweest van een gebeurtenis in de zin van de Wubo.
2.4.
Wat betreft de huiszoeking komt uit de stukken naar voren dat de Duitsers zochten naar stoffen. Daarbij is in de vloer geschoten. Mogelijkerwijs vermoedden de Duitsers dat het gezin familie was van een familie met een modezaak in de buurt met dezelfde achternaam. Nadat moeder dat ontkende vertrokken de Duitsers. De beschrijving van de gestelde huiszoeking geeft een dreigende situatie weer, maar niet zodanig dat sprake is geweest van excessief geweld. Daarmee is niet voldaan aan wat onder meer wordt vereist om een dergelijke gebeurtenis onder de werking van de Wubo te kunnen brengen (zie uitspraak van
6 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2656).
2.5.
Ten aanzien van het meemaken van de V2-inslag is de Raad met verweerder van oordeel dat niet is gebleken dat appellant daarbij (persoonlijk) direct betrokken is geweest, zoals vereist op grond van artikel 2 van de Wubo. Voor een dergelijke betrokkenheid is onder meer van belang de afstand tussen appellant en de inslagen en explosies, de plaats waar hij zich bevond ten tijde van de inslagen, de aard van de schuilplaats, de materiële schade in de directe omgeving en de vraag of hij zelf gewond is geraakt of rechtstreeks geconfronteerd is geweest met verwondingen of het omkomen van naasten. Appellant heeft hierover alleen verklaard dat de ramen van de ouderlijke woning zijn gesneuveld. Dit acht de Raad onvoldoende om te kunnen spreken van een directe betrokkenheid als hiervoor bedoeld. Dit geldt ook voor het bombardement op het Bezuidenhout. Appellant heeft over deze gebeurtenis alleen verklaard dat hij bommen uit de vliegtuigen heeft zien vallen en branden heeft gezien.
2.6.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Benadrukt wordt dat daarmee niet is gezegd dat appellant niet wordt geloofd. Voor erkenning als getroffene door oorlogsgeweld als bedoeld in de WUBO is echter, naast een directe betrokkenheid bij dat oorlogsgeweld een zekere mate van objectieve bevestiging benodigd. Een en ander doet er vanzelfsprekend niet aan af dat appellant als kind in de oorlogsjaren angstige omstandigheden zal hebben meegemaakt.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD